Abstract: Gezien de gewijzigde randvoorwaarden voor leven in steden (maar in feite à la longue meer: het leven op aarde) is een andere vormentaal voor architectuur nodig: integratie van natuur in gebouwen, dwz. bladgroen met zijn gevolg: insecten, vogels en andere kleine dieren. Dit vergt een grote ommezwaai in ons esthetisch gevoel hoe gebouwen eruit moeten of mogen zien, om als mooi en goede architectuur te gelden.
Normaliter begin ik lezingen met verwijzing naar de globaal veranderde randvoorwaarden voor ons bestaan en met name voor het leven in steden zoals de klimaatverandering: een uitdagingen voor architectuur en stedenbouw. Dit zou ik nu liever niet moeten doen, gezien de verlengde winter die wij net achter de rug hebben... Maar toch zijn net afgelopen weekeinde weer twee meldingen in de pers geweest, die in dit opzicht interessant zijn:
LeMonde bracht deze grafiek over de opwarming van de diepzee:
De grafiek laat zien dat steeds meer energie wordt opgeslagen in de oceanen en daarbij vooral in de lagen van de oceanen die dieper zijn dan 700 m. Goed voor ons op korte termijn maar met nog niet goed voorspelbare effecten op de middellange en lange termijn, en op mogelijke reacties bij een nieuwe Ninio [Zeta jule: A unit of energy (ZJ) equal to twice the energy used by all the countries on earth, or 1/13,000th the estimated amount of the planet earth's geothermal energy (according to a 2006 MIT report on Geothermal respectively)].
Het ander bericht was: James Hansen meldt zijn ontslag bij de NASA, om zich volledig te kunnen wijden aan – citaat - “ten eerste wetenschappelijk onderzoek; ten tweede: de aandacht van de jeugd te vestigen op de implicaties van de opwarming van de aarde; en ten derde: uit te leggen wat de wetenschap aanbeveelt”.
James Hansen is de onderzoeker bij de NASA, die reeds in 1988 opzien baarde met een voordracht voor het Latijns-Amerikaans huis van afgevaardigden over de dreigende opwarming van de aarde en daarop wees dat de hoofdoorzaak de activiteiten van de mensheid zouden zijn.
Dat werd hem toen niet in dank afgenomen. Na jarenlang verzet tegen zijn bevindingen heeft hij tenslotte breed herkenning gekregen. Nu is hij opnieuw in het nieuws gekomen omdat hij pleit voor gebruikt van kernenergie als energiebron, omdat die CO2-neutraal is.
Andere verwijzingen naar dreigende globale veranderingen kwamen reeds 1972 van de Club of Rome. Die stelde de uitputting van natuurlijke resources van de aarde aan de orde – als de bevolkingsgroei en de consumptie op de gangbare weg door zou gaan.
Jarenlang werd de Club of Rome in het verdomhoekje gezet.
Men stelde dat de technologische ontwikkeling de knelpunten zouden oplossen.
Maar sinds een aantal jaren worden de waarschuwingen van de Club of Rome weer serieus genomen.
De conclusies van zijn General Assembly in 2009 in Amsterdam trokken wereldwijd de aandacht.
Het was een oproep aan regeringen en het bedrijfsleven voor een drastische verandering in het gebruik van natuurlijke resources. De Club stelde een interessante herziening van het belastingstelsel voor dat de belastingen op resources zou verhogen en de belastingen op arbeid verlagen.
Een ander kroongetuige van veranderingen die ik graag in herinnering breng is James Lovelock.
U weet het misschien nog: de GAIA-hypothese van James Lovelock.
Lovelock is een engelse chemicus en bioloog.
Hij heeft een aantal belangrijke uitvindingen op zijn naam staan, die hij vooral in kader van zijn werk voor de NASA heeft gedaan.
Hij is lid van de British Royal Society.
Maar ook in Nederland heeft hem de Koninklijke Nederlandse Academie der Wetenschappen onderscheiden met de Heineken-prijs.
30 jaar geleden maakte hij ophef met zijn GAIA-hypothese. GAIA is de naam van moeder aarde in de Griekse mythologie.
Lovelock gebruikt de term Gaia als metafoor voor het hele zon-aarde-stelsel.
Hij beschrijft Gaia als zelfregulerend systeem, dat in zijn geheel als een soort organisme kan worden beschouwd.
Het aardoppervlak is volgens zijn hypothese een dynamische toestand, waarin de hele biosfeer – dwz het geheel van alle organismen - door terugkeer-effecten onderhouden en gestabiliseerd wordt en waardoor de evolutie van leven überhaupt mogelijk wordt gemaakt.
Deze stelling heeft inmiddels ook in wetenschappelijke kringen veel aanhang gekregen van astronomen, biologen en milieuwetenschappers.
In 2006 heeft Lovelock met ‘The revenge of GAIA, al een dramatische waarschuwing afgegeven:
De opwarming van de aarde brengt het hele systeem in zijn huidige vorm en structuur in gevaar, met desastreuze gevolgen voor leven op aarde, vooraan voor menselijk leven.
Het intensief gebruik van fossiele brandstoffen heeft reeds een zodanige opwarming teweeg gebracht, dat terugkeer-effecten tot escalatie van het klimaat kunnen leiden.
Dit vooral als eens de remmende effecten van stof en mist weg vallen, die nu nog door fossiele verbranding ontstaan en waardoor de zonne-instraling wordt vermindert.
4 jaar later, heeft Lovelock zijn laatste inschatting gepubliceerd: 'The vanishing face of Gaia'. In dit boek verdisconteerd, hij naast de te verwachten globale bevolkingsaanwas, ook de toename in levensstandaard in landen als China en India.
De titel ‘The vanishing face of GAIA’ zegt al genoeg:
Wij zijn ermee bezig over over een grens heen te gaan.
Inmiddels worden de zulke gevaarlijke ontwikkelingen waarin wij globaal verkeren ook in de media breed uitgemeten en zijn ook in het bewustzijn van veel burgers doorgedrongen.
Wat heeft dit met architectuur en stedenbouw van doen?
Wat betekent dit in concreto ?
Architectuur en stedenbouw spelen een cruciale rol bij het ensceneren van leefomstandigheden voor de urbane mens.
[ 9 ]
Het is bekend:
Steden dragen in sterke mate bij aan de global warming.
Steden en gebouwen zijn zwaar mede verantwoordelijk voor de verlaging van de grondwaterstanden en voor overstromingen: Regenwater wordt afgevoerd door de riolering en vloeit niet terug naar het grondwater.
Het gemotoriseerd verkeer produceert fijnstof-uitstoot dat in grote steden met haar harde oppervlaktes zelf niet weer kan worden afgebouwd en elk jaar duizenden mensenlevens verkort.
Om de bouwproductie maar niet eens te noemen met haar gigantische afvalberg die groter is dan die van alle huishoudens samen.
Dit zijn maar een paar aspecten die het terrein van architecten, civiel-ingenieurs en stedenbouwkundige raken.
Toch denken de meeste van ons dat dit allemaal technisch opgelost kan worden. Innovatie.
Ik heb maar niet voor niets nog eens James Lovelock aangehaald met zijn Gaia-These.
Hij heeft het niet alleen over het holistische van de aarde, maar uit ook, daarvan afgeleid, heeft hij twijfels aan de maakbaarheid door technologische oplossingen, geo-ingenering, de panacee die steeds weer aangehaald wordt.
Hij zegt: wij weten gewoon nog niet genoeg van dit ingewikkelde systeem aarde.
Dus laat onze oplossingen maar zo veel mogelijk conform het natuurlijke systeem lopen. Hij schrijft: “We have, as yet, no comprehensive Earth system science; in such ignorance I cannot help feeling that attempts by us to regulate technically the Earth's climate would condemn humanity to a Kafkaesque fate from which there may be no escape. Better, perhaps, to learn from the wiser physicians of the early 19th century; they knew no cure for common diseases but also knew that by letting nature take its course, the patient often recovered. Perhaps we, too, had better use our energies to adapt and leave recovery to Gaia.“
Wat is ermee bedoeld?
Ik geef u een typisch voorbeeld ter verduidelijking:
Het is bekend dat bomen CO2 opslagen.
Veel efficiënter dan bomen te planten zouden artificiële bomen kunnen zijn, geoingenering by artificial trees: Voorstel van een Amerikaans wetenschapper, serieus in discussie genomen.
Kostenpost: 1 kunstboom = 1 auto.
Niet verdisconteerd is de CO2 uitstoot bij de productie van deze machine.
In architectuur en stedenbouw is een soort denken overheersend dat georiënteerd is op techniek en bezielt is van het idee van onbeperkte beheersing van de natuur.
Daarbij heeft het nut voor de mens onbeperkte prioriteit – ook al is het maar een kortstondig nut.
Bij veel professionals ontbreekt het besef dat planning ingrijpt in een oeroud systeem dat uitgebalanceerd is en zich zelf recyclet, en dat de componenten van dit systeem, hetzij anorganisch, hetzij organisch, hun positie in miljoenen jaren hebben verworven.
In vroegere voorkapitalistische eeuwen heeft soms een zekere eerbied voor de natuur een barrière gevormd voor de al te rigoureuze uitbuiting en destructie, want de natuur werd als door god geschapen of door goden doorleeft beschouwd - of men naam het regeneratie-vermogen van de natuur om redenen van zelfbehoud in acht (zoals bij vele natuurvolkeren).
Onze geseculariseerde eeuw wordt overheerst door een (schijn)rationaliteit, die bedrijfseconomische rentabiliteit voorop stelt.
Dat leidt ertoe dat vernietiging van minder rendabel of helemaal niet rendabel gebruik als rechtvaardig, of tenminste als nauwelijks te vermijden wordt beschouwd. Als een vanzelfsprekend neveneffect van stedelijke cultuur.
En dat op korte termijn wordt gedacht.
Toch is een begin gemaakt met een andere benadering: duurzaamheid. En er zijn in het verlengde ervan tal van grotere en kleinere betekenisvolle uitvindingen gemaakt.
Zoals altijd als een grote ommezwaai op komst is, wordt er op vele plekken en door vele mensen aan deze nieuwe idee gewerkt.
Op alle gebieden van bouwproductietechnologie t/m stedenbouw zijn duurzame materialen, oplossingen, instrumenten en methoden ontwikkeld of herontdekt en ook al succesvol toegepast.
En op haast alle gebieden en op vele plaatsen zijn er experts die zich hierin hebben gespecialiseerd.
Door de overheid op rijks- en op gemeentelijk niveau wordt hard aan gewerkt om door onderzoek, verordeningen en wetgeving de bouwwereld, de opdrachtgevers en de burgers in richting duurzaamheid te sturen.
Veel bouwstenen van een nieuw denken in architectuur en stedenbouw zijn dus reeds aanwezig.
Maar is het ook zichtbaar in de gebouwde omgeving??
Mijn stelling is :
Er is bij wijze van spreken een culturele ommezwaai naar een ander idee van schoonheid in architectuur en stedenbouw nodig.
Want:
Het is niet voldoende, correct duurzaam te bouwen. Deze andere logica van bouwen moet ook leiden tot een nieuwe schoonheid: tot een betovering waarin de zichtbare en onzichtbare dingen voelbaar zijn: de juiste materialen, de goede wijze van energieopwekking en waterrecycling, en de vele andere details, uit die duurzaam bouwen samengesteld is.
Al deze componenten moeten ook in hun vormentaal het nieuwe, bijzondere (en tevens oeroude) principe van cyclische denken zichtbaar maken.
Met duurzaam bouwen is maar een begin gemaakt.
Duurzame gebouwen zien er nog net zo uit als gewone.
Duurzaamheid moet de vertaalslag naar vormgeving maken.
Duurzaamheid was de eerste stap op weg naar de re-integratie van de stad in een cyclische benadering.
Nu is de volgende stap aan de orde:
Stap twee: het nieuwe ontwerp-concept.
Waarmee maak je dit zichtbaar?
Door de stad te benaderen als een specifieke type van natuur.
Want ook stad is – met een ruimere blik gezien – niets anders dan een vorm van natuur.
Rotslandschap.
Een specifieke vorm van natuur.
De stad als biotoop.
Gebouwen zouden deze re-integratie in de grote cyclus van leven en vergaan, die de natuur ons toont – zichtbaar moeten maken. 'Green' = duurzaam niet alleen innerlijke waarheid, de schone ziel, 'green' moet ook zichtbaar zijn: groen.
Dit leidt tot een nieuwe schoonheid van architectuur en stedenbouw.
Een schoonheid die door het beeld van de gebouwde omgeving haar inbedding zichtbaar maakt in het groter geheel. Die zichtbaar maakt dat de stad onderdeel vormt van de natuur.
Dat is dan omgekeerd ook het antwoord op de veranderingen aan die wij onderhevig zijn:
Alleen door een coalitie met het de natuur is een gangbaar antwoord te vinden op de uitdaging voor die wij tegenwoordig staan.
Uitgaand van dit idee heb ik 2002 aan de TUE een internationaal congres georganiseerd onder de titel BIOTOPE CITY – De Stad als Natuur. Daarna heb ik met Harrie v Helmond, Hans Aarsman de stichting Biotope City opgericht. Doel: deze benadering uit te dragen. Sinds 2005 geeft de stichting een online journaal met deze titel uit.
Destijds in 2002 was dit een zo nieuw item dat het heel moeilijk was, sprekers te vinden voor het congres.
Nu 10 jaar later is 'groen' 'in'.
De natuur in de stad is een breed thema onder burgers en in de media. En veel gemeenten zijn actief ermee bezig, hun stad groener te maken.
Fantastisch!
Groene daken, verticaal groen: groene gevels en zog. Verticale tuinen, strooigroen, urban gardening, urban green guerilla...
onderwerpen die zich kunnen verheugen over grote aandacht en enthousiasme bij een breed publiek.
Nauwelijks een uitgave van een krant of een tijdschrift die daar niet ergens iets over brengt.
Stadlandbouwdagen, conferenties, tentoonstellingen, actiedagen, – overal elke week wat. En elke stad wil de groenste zijn.
Dit is uiteraard niet gebeurt omdat men iets op had met een nieuwe vormgeving.
De drijfveer is anders – aan de ene kant bij burgers is het te wijten aan het verlangen naar iets dat aan het verdwijnen is: de natuur, die in de ervaring van het alledaagse leven steeds verder weg raakt
– maar bij gemeenten en ander professionelen het is vooral pragmatisch.
Want men kan het verhaal ook andersom vertellen:
Het begroenen van de stad is een efficiënt en goedkoop middel op de problemen te verzachten, waarmee de steden nu inmiddels te kampen hebben.
Groene daken, groene gevels, bomen en zelfs strooigroen in de straten zijn nuttig voor water retentie bij stortbuien die steeds vaker en heviger voorkomen.
Meer groen is makkelijk realiseerbaar.
Niet realiseerbaar is overal de straten open te breken en ruimere rioolbuizen te plaatsen.
Ook als maatregel tegen hittegolven is groen goedkoper en milieuvriendelijker dan air conditioning.
Onderzoek heeft aangetoond, dat groen temperaturen tot 13 graden kan verlagen.
Zonnepanelen werken efficiënter als ze in een koelende omgeving van bladgroen zijn ingebed. De levensduur van een dak is ca. twee keer zo lang als het uitgevoerd is als groendak. Fijnstof boven de toegestane norm vergt zijn tol door hogere sterfkans en heeft al grote projecten stil gelegd.
Het is intussen bewezen dat bladgroen zuiverend werkt. En last not least werkt groen dempend op lawaai en rustgevend op de zenuwen: het heeft een hoge recreatieve waarde - en zelfs patienten in ziekenhuizen genezen sneller bij uitzicht op groen.
Conclusies:
De voordelen liggen voor de hand, de mogelijkheden zijn ontwikkeld. De architecten, opdrachtgevers en gemeentelijke diensten hoeven de draad alleen maar op te pakken...
Samen met de initiatieven van burgers en gemeenten zou een verzachting van onze milieuproblemen tot stand kunnen worden gebracht op een eenvoudige, verhoudingsgewijs goedkope manier.
Nu de boog terug naar de vormgeving!
Ik noem het zo: groen moet worden beschouwd als een gewone bouwsteen zoals ander bouwmateriaal ook: zoals hout, steen, staal, beton, glas. (Het heeft me verheugd deze benadering recent geleden in een tentoonstelling van het Haarlems Architectuur-Centrum terug te vinden).
Dit leidt dan haast onvermijdelijk tot een andere esthetiek, zoals ooit ook de introductie van staal en beton tot een andere esthetiek heeft geleid.
Er zijn intussen beroemde voorbeelden voor de schoonheid van gegroende gebouwen over de hele wereld.
In Europa is er vooral in de Zuid-Europese landen veel animo ervoor. Maar dan ook in Azïe.
Ik begin met de pioniers: Hundertwasser, Ot Hofmann met zijn Baumhaus in Darmstadt, Next 21 in Osaka
, Jean Nouvel
met zijn Musée de Quai Branly, Edouard François met zijn Flower Tower
in Paris....
Maar er zijn ook Nederlandse voorbeelden:
Ton Venhoeven
met zijn spectaculair Mercator zwembad in Amsterdam. Het Medina Complex, woningen in het centrum van Eindhoven.
En dan zijn er een hele reeks van meer of minder spectaculaire voorbeelden in Azie, op die ik nu niet zal ingaan, hoe spannend deze ook zijn zoals de spectaculaire gegroende wolkenkrabbers van
bureau WOHA en bureau Ken Yeang, die door begroenen weten zonder air conditioning uit te komen...
Maar er zijn niet alleen de bijzondere, dure, kostbare voorbeelden.
Er is ook eenvoudig grondgebonden groen, wilde wijn en andere planten die zonder systeem of alleen met lichte steundraden aan de gevel klimmen.
Een mooi voorbeeld is de Parkeergarage in het Centrum van Mannheim, bedekt met bruidsluier; een saaie wooncomplex uit de jaren 50
in Wenen, dat langzaam aan gecolloniseerd wordt door wilde wijn; hetzelfde bij een saaie panden in de Amsterdamse Jordaan of de simplere toepassing in een ziekenhuis in Wenen en in een nauwe, anders triste binnenhof...
Ook grote brandmuren kunnen op eenvoudige wijze omgetoverd worden in vertikale tuinen, zoals dit voorbeeld uit Parijs laat zien: hier is de historische tuin van een klein hôtel aan de Seine gered door de reuzehoge muren van de 19e eeuwse bebouwing ernaast op te walsen. Een ander mooi voorbeeld straft het vooroordeel leugen dat een groen dak niets aan de zicht op groen in de stad bijdraagd.
Maar groen in de stad is niet maar nuttig voor ons en een mooie decoratie: het is daadwerkelijk natuur in al zijn veelvoud.
Overwoekert van groen is de stad een andere wereld.
Ineens is het niet meer de kale tegenstelling tot natuur, het is daadwerkelijk een specifiek variant op natuur:
een type landschap zoals er in de natuur zeer verschillende types van landschappen zijn.
Dat brengt zijn eigen leven met zich mee.
Geen groen zonder insecten.
Geen insecten zonder vogels etc.
En inderdaad heeft de stad in de afgelopen decennia ook een eigen flora en fauna ontwikkelt, waaraan constant nieuwe facetten worden toegevoegd.
Ecologen vertellen ons dat de biodiversiteit in steden hoger is dan op het platte land met zijn monoculturen.
De tocht van de toen nog wilde duiven als vogels van de rotsen naar de steden begon al in de middeleeuwen.
Nu zijn we getuigen ervan dat ook de houtduiven naar de stad komen; Merels en reigers hebben de steden in grote hoeveelheden al in de afgelopen 3 decennia verovert.
In de winter zijn de nesten te zien. En overal waar water is is dit ook bevolkt...
Inmiddels hebben ook de marters, de dassen en de vossen de steden bereikt.
Meer nog: Ook de wilde zwijnen vinden de veiliger en interessanter dan de bossen... In Berlijn blijken intussen 3.000 wilde zwijnen te leven; de gemeente heeft jagers in dienst genomen - maar de sluwe beesten verstoppen zich tussen de auto's, en geen jager durft een gat in een auto te riskeren...
Op vogels blijken steden een bijzondere aantrekkingkracht uit te oefenen: hier is veruit meer voer dan op de monoculturen van het platte land. In de bebouwde kom van Amsterdam werden 141 soorten broedvogels geteld, 60 soorten van vissen, 34 soorten van zoogdieren, verder 1.106 soorten van paddestoelen, waarvan 200 die op de Rode Lijst staan. Amsterdam dus een vooraanstaand natuurgebied.
32 zangvogelsoorten heb ik zelf op de Leliegracht vanuit mijn raam naar het binnenterrein gespot.
In de tuin van mijn buren nestelde zelfs een Wielewaal.
De stad is daadwerkelijk al lang natuur.
Deze her-inbedding van de urbane mens in de natuur betekent voor architecten en stedebouwkundigen: Omdenken !
Nu zullen er zeker tenminste 2 tegen-argumenten naar voren worden gebracht :
1- pure romantiek ! Naïef ! Alles werkt schoner met techniek!
2- het kosten-argument: dit is te duur.
ad 1 romantiek: natuur versus techniek:
Ik heb het voorbeeld van de artifcial trees al genoemd.
Ik zie het zo:
Het is niet een óf óf maar een zinvol afgewogen inzet van low tech en high tech.
Beiden vullen elkaar aan. Neem de voedselproductie: veel mensen zijn op dit moment enthousiast bezig met het verbouwen von hun eigen tomaatjes en saladen in hun stadstuintjes, op het balkon, zelfs in de bloembakken of kopen als het even kan van een groenteboer aan de stadsrand. Dat is prima en geeft veel voldoening. Maar het is uiteraard niet mogelijk de hele stadsbevolking ermee te voeden. Dit vereist toch een geconcentreerdere aanpak. En ook dit kan binnen de stad en ecologisch en energiezuinig ook. Het Branbants bedrijf 'Plantlab' heeft een methode ontwikkeld om in gesloten ondergrondse ruimtes met gebruik van ledlampen en minder water en engergie dan buiten ecologisch groeten en salades te kweken. Stel dit gebeurt in de kelderverdiepingen van de Supermarkt: kersvers in de schappen. Beide productiemethoden bij elkaar genomen: fantastisch voorbeeld van een zinvolle combinatie van low tech en high tech : plant lab food production naast
groente op balkon en dak.
ad 2.: het kosten-argument:
groen valt als eerste als bezuinigd moet worden:
Groene daken zijn duurder wordt gestelt. Maar gerekend op welke periode van amortisatie?
Want het zou toch inmiddels bekent moeten zijn dat bijgeteld de levensduur van een dak gerekend groene daken zelfs goedkoper zijn.
Hoe worden de prioriteiten gesteld?
Overal in de stad vind je nieuwe gebouwen met kostbare details, meestal laten ze ook nog zien dat gedachteloos roofbouw wordt gepleegd aan de natuurlijke grondstoffen: kostbare marmer, bijzonder graniet
en eindeloos veel glas, dat weer kosten-intensieve maatregelen voor koeling vereist etc.
Dit wordt kennelijk als representatief en zodoende als een nuttige investering beschouwd.
Maar men kan ook met opulent met groen representeren – zie de werken van Patrick Blanc, die in de hele wereld opdrachten krijgt voor representatieve, spectaculaire projecten...
Ook mbt het verticale groen is het kostenargument niet echt overtuigend.
Geen geld voor de beplanting? Desnoods Wilde wijn, kost 4 €, twee plantjes zijn genoeg voor een hele gevel, geen steuntjes of rooster of wat dan ook nodig, ze veroorzaken geen schade, eens in het jaar gesnoeid is voldoende, en er zijn tal van leerboeken waarin beschreven staat hoe en wat om op goedkope en eenvoudige manier tot een groene gevel te komen.
Er is inmiddels veel onderzoek gedaan en veel praktijk experimenten uitgevoerd.
Het begroenen van gevels kan uit een rijke overzicht putten die alle prijsklassen behelst.
Collega bij BC Nicole Pfoser heeft een classificatie van de mogelijkheden gemaakt – op de site van BIOTOPE CITY vind u een artikel en een overzicht schema er over.
De gemeente Wenen heeft afgelopen februari zeer plechtig een 'Leitfaden für Vertikalbegrünung' gepresenteerd, als pdf down te loaden van internet.
Zoiets is ook al door de gemeente London gemaakt, staat eveneens op internet.
Desalniettemin moet je zoeken voordat je een voorbeeld van verticaal groen bij nieuwbouw in de sector van de normale woningbouw vind – ze zijn er wel in de private sector, en de gebouwen zien er heel verschillend uit. Klaarblijkelijk is een zoektocht naar vormgeving is op gang...
Maar in de sociale sector is dit nog een uitzondering.
In Wenen zullen dit jaar 135 begroende sociale woningen worden gebouwd. De Stichting Biotope City heeft en adviserende rol gehad bij project.
Daarbij zijn er veel frustrerende ervaringen van hindernissen door regelgeving opgedaan en het resultaat zal alles behalve een toonbeeld zijn van datgene wat ons voor ogen staat als we het over Biotope City hebben.... Daarover straks misschien in de discussie meer.
Er is namelijk nog een ander drempel die 'de stad als natuur' in de weg kan staan: de regelgeving. De regelgeving is niet ingericht op de integratie van levend groen in gebouwen. Hier staat alles nog aan het begin - dat is op zich niet verbazend: regelgeving is steeds quasi een conclusie uit veel ervaringen. Tot het zover is gaat het erop of een gemeentelijke dienst ook een oogje dicht wil doen of niet. Juist goed georganiseerde gemeenten hebben hier moeite mee!
Er zijn echter ook gemeenten die soepel ermee omgaan. Amsterdam b.v.:
Geveltuintjes werden eerst oogluikend toegestaan en dan in een verordening ondergebracht: 30 cm voor de gevel mag worden gebruikt. Met schitterend resultaat in de binnenstad.
Strooigroen met zeldzame planten wordt door groepen van bewoner beschermt tegen opruimen.
Ook dat wordt oogluikend toegelaten.
Even als boomschijven-tuintjes.
De zo perfect georganiseerde gemeente Wenen daarentegen heeft een regelgeving die zoiets absoluut niet toestaat.
Wie is aansprakelijk als een passant struikelt over een plant, een struik of een wortel?
Erger nog: niets is toegestaan dat meer dan 7 cm uit de gevel raakt.
Adé dus groene gevel...
Gelukkig is de toezicht ook hier niet altijd zo streng - en veel bestaande gebouwen hebben zich allang voor de regelgeving in het groen gehuld. Maar bij nieuwbouw ben je afhankelijk van de welwillendheid van een moedige ambtenaar.
Toch heeft een dienst van de gemeente Wenen in febr.2013 de mooi 'Leitfaden' uit gebracht, die ik net heb genoemd.
En de vice-burgemeester mevr. Vassilakou wil graag een reisje ondernemen naar een gemeente, die wel groene gevels bevordert – ze heeft me net benaderd voor advies. Ik heb haar uiteraard Parijs aanbevolen:
In de PLU, Le Plan Local d'Urbanisme, is bijna heel Parijs binnen de Peripherique Interieur aangewezen ter bevordering van begroenen.
En er zijn zelfs zones voor gevelgroen aangewezen. Wie zich ervoor interesseerd die is het artikel van Christa Aue op BIOTOPE CITY aanbevolen.
Maar nu nog eens terug naar de vormgeving:
Wat als iedereen zijn huis zou laten begroeien van top tot teen? Dit botst uiteraard met de esthetiek van de Moderne die sinds een eeuw bepalend is – wij als professionals komen van ver....
Destijds betekende de Moderne een broodnodige historische keerpunt.
De images hoe het moet en wat mooi is zijn sindsdien diep in onze hersenen ingeprent.
Maar toch was er door alle tijden heen in de architectuurgeschiedenis een onderstroom en hebben zich ook andere stemmen laten horen.
Ik noem alleen maar Team Ten die reeds 1959 ertoe opriep de natuurlijke omstandigheden als uitgangspunt te nemen.
Inmiddels zijn randvoorwaarden van ons leven zodanig gewijzigd dat opnieuw een historische ommezwaai aan de orde is.
En dit vraagt om een heel andere vorm van gebouwde omgeving.
Mijn stelling is dan ook:
Heden ten dage hebben wij het met een ommezwaai te maken die niet minder diepgaand is dan die die zich voltrokken heeft met het modernisme.
Het gaat om een compleet andere visie:
niet meer Stad versus Natuur, rood versus groen, maar 'groen op rood': Het gaat om de inbedding van de stad in de complexe samenhangen van de natuur, en dit brengt een andere esthetiek met zich mee.
We zouden ons kunnen verheugen op een nieuwe schoonheid...
|